546 - Halleluja, wat een vreugde Gods kind te zijn | ![]() | |
1 |
Toen ik Jezus nog niet kende, Was mijn hart vol zond' en schuld. Heel mijn leven was met schijngenot vervuld. Maar de Heiland kwam mij redden, Gaf m' een harte nieuw en rein. Halleluja, wat een vreugd Gods kind te zijn. |
|
Refrein |
Daarom prijs ik nu mijn Heiland, Die in liefde aan mij dacht, Toen ik gans verloren was in zond' en pijn. Ja, Hij trok mij uit de wereld, Gaf mij overwinningskracht. Halleluja, wat een vreugd Gods kind te zijn. | |
2 |
Heel mijn leven is veranderd. Al mijn angst en vrees verdween. Toen Gods zonlicht in mijn donk're harte scheen. Jezus zelf is nu mijn Leidsman. Nimmer zal ik eenzaam zijn. Halleluja, wat een vreugd Gods kind te zijn. | |
3 |
Ook voor u, die nu nog ronddoolt Met een hart vol angst en nood, Gaf de Heiland eens Zijn leven in de dood, Opdat u voor Hem zou leven Met een hart van zonde rein. Halleluja, 't is een vreugd Gods kind te zijn. |