395 - Hij leeft | ![]() | |
1 |
Geloofd zij God in eeuwigheid, De Heer is opgestaan! Verbrak de banden van de dood, De gloriedag brak aan! De steen is afgewenteld nu, Van 't koude somb're graf, De Zone Gods is opgestaan En wierp het doodskleed af! |
|
Refrein |
Hij leeft (Hij leeft)! Hij leeft (Hij leeft)! De Zoon van God, Hij leeft! De Zoon van God, Hij leeft, Hij leeft! Hij leeft (Hij leeft)! Hij leeft (Hij leeft)! De Heer is opgestaan, De Heer is opgestaan, Hij leeft, En is ons voorgegaan (gegaan). Aanbidt Hem al tezaam (tezaam). Ja, prijst Zijn Naam! De Heer is opgestaan! | |
2 |
Een engel daalde van omhoog, Nam weg de zware steen. De Heiland rees terstond uit 't graf. De wachters vloden heen. Voltooid was 't werk waarvoor Hij streed, En aan het kruishout leed. De wereld had Hij 't heil gebracht. Hij sprak: Het is volbracht. | |
3 |
Geprezen zij de Levensvorst, Die stierf voor u en mij, Die ons verloste door Zijn Bloed, En kocht van satan vrij. Hij keerde naar de hemel weer, En bidt daar trouw en teer Voor al de zijnen hier op aard', Die bouwen op hun Heer! | |
(De in rood vermelde tekst is de tekst van de tegenzang.) |