320 - Hij laat nooit alleen | ![]() | |
1 |
Sinds ik weet dat mijn zonden vergeven zijn, Dat het Bloed van mijn Heer wies mijn harte rein, Heb ik vree in mijn ziel onder vreugd of strijd, Want ik weet: Hij is mijn tot in eeuwigheid. |
|
Refrein |
Neen, nimmer laat Hij alleen. Neen, nimmer laat Hij alleen. Hij steunt m' en schraagt mijn zwakke schreên. Neen, nimmer laat Hij alleen. | |
2 |
Moet mijn ziel door het vuur van beproeving gaan, O, dan zie ik mijn Heer aan mijn zijde staan. Hij houdt vast mijne hand in dat uur van pijn. Prijst Zijn Naam! Ik ben Zijn en mijn Heer is mijn. | |
3 |
Als de boze zich plaatst tussen Hem en mij, O, dan hoor 'k Jezus stem: Zie, mijn kind, op Mij. Aan het kruis overwon Ik des satans macht. Blik vertrouwend op Mij en Ik geef u kracht. | |
4 |
Als Gods hand mij straks voert in de doodsjordaan, O, dan zal met Zijn staf Jezus naast mij gaan. Hij doet wijken de golven van angst en wee, En leidt zachtkens mijn ziel naar het land van vree. |