298 - Gethsemané en Calvarie | ![]() | |
1 |
Op 't kruishout van Calvarie Droeg Jezus onze schuld. Daar heeft Hij in de lijdensnacht Voor ons de wet vervuld. Gesmaad, bespuwd, geslagen, Op 't hoofd een doornenkroon, Voor mij, o Heer, droegt Gij dat leed, Verachting, haat en hoon. |
|
Refrein |
Gethsemané en Calvarie, Daar leedt Gij duldend stil. Daar overwont Gij satans macht, Boogt Gij voor 's Vaders wil. | |
2 |
O Jezus, Man van smarten, O hart, van liefde groot, Voor mij gebroken op het kruis, In bitt're lijdensnood. Gij gaaft Uw kostbaar leven, O, schuld'loos Lam, voor mij! Uw Bloed, gevloeid langs 't ruwe hout, Maakt mij van zonden vrij. | |
3 |
Wat kan ik U vergelden, O Vriend, die voor mij stierf, Die in de hemel uit Gods hand De levenskroon verwierf? Neem, Heer, mijn ganse leven. 'k Leg 't op het altaar nu. Mijn gaven en mijn krachten, Heer, Wijd ik voor eeuwig U. |