219 - Hoort het zegelied weergalmen | ![]() | |
1 |
Hoort het zegelied weergalmen: Lof zij het Lam. Hoort, hoe rijzen vreugdepsalmen: Lof zij het Lam. Tronen, machten, voor Hem buigend, Stemmen klaar, Zijn lof betuigend. Paart uw stem, aanbidt Hem juichend: Lof zij het Lam. |
|
2 |
Harpen ruisen, stemmen schallen: Lof zij het Lam. Volheid van gena voor allen: Lof zij het Lam. Zondeslaven, maar Hij kocht ons, Hulp'loos dwalend, maar Hij zocht ons, Ja, Zijn liefde overmocht ons: Lof zij het Lam. | |
3 |
Komt, geslachten, naties, tongen: Lof zij het Lam. Komt, verlosten, nu gezongen: Lof zij het Lam. Laat uw zang ten hemel druisen, O als de waat'ren machtig bruisen, Uw aanbidding opwaarts ruisen: Lof zij het Lam. | |
4 |
Zingt, uw harten vol verwachting: Lof zij het Lam. In verdrukking, in verachting: Lof zij het Lam. Hoogste vreugde, nooit te doven, Eeuwig, eeuwig, Hem te loven, Stijgt al 't aardse ver te boven: Lof zij het Lam. |